donderdag 1 december 2016

Fout in de Koude Oorlog - Martin Bossenbroek














Fout in de Koude Oorlog
van Martin Bossenbroek is een vlot geschreven boek over de ideologische tweestrijd die in Nederland woedde tussen 1945 en 1989. Bossenbroek gaat uitvoerig in op wat hij noemt ‘fout links’ (overtuigde communisten), ‘fout rechts’ (Westerse steun aan anti-democratische rechtse regimes) en ‘fout midden’ (fellow-travellers en pacifisten). Hij concentreert zich hierbij op de levens van Joris Ivens en Joseph Luns. De eerste was als filmer een propagandist voor het communisme, de tweede als diplomaat en politicus een verdediger van het Westen. 

Het interessantste deel van het boek gaat over het ‘foute midden’. Overtuigde communisten waren er in Nederland niet veel en dat de Nederlandse regering de kant van de Verenigde Staten koos is niet meer dan begrijpelijk. Maar dat er in Nederland een grote en invloedrijke groep is geweest die de vijanden van de eigen maatschappij heeft onderschat en goedgepraat blijft een fascinerend en misschien wel onderbelicht gegeven. 

Bossenbroek vermeldt dat hij in 1981 heeft deelgenomen aan de grote demonstratie in Amsterdam tegen kernwapens. Tegenwoordig vindt hij dat het protest van geen kant deugde en dat had men toen ook kunnen weten. Terwijl de Russische kernraketten al op Europa gericht stonden, keerde de vredesbeweging zich niet tegen de Sovjet-Unie, maar tegen de Amerikaanse kruisraketten die Europa zouden moeten beschermen.

Dat het communisme van een aanzienlijk deel van Nederland het voordeel van de twijfel kreeg komt volgens Bossenbroek omdat Nederland zelf niet onder het communisme had geleden. Bovendien:
Links-extremisme was toch altijd ergens goed bedoeld.
Aan Nederlanders met goede bedoelingen ontbrak het in de tijd van de Koude Oorlog inderdaad niet. In de eerste twintig jaar na de Tweede Wereldoorlog was hun invloed nog gering, maar daarna nam die steeds verder toe. Bossenbroek laat er geen twijfel over bestaan over wie we het hebben: ze waren vooral afkomstig uit intellectuele, artistieke en kerkelijke kring. Met schuldgevoel over het koloniaal verleden en de Jodenvervolging tijdens de Duitse bezetting als belangrijke impuls waren deze heilbrengers bereid om de verdediging van Nederland en de Westerse wereld ter discussie te stellen en ondertussen de communistische wereld het voordeel van de twijfel te gunnen.

Een andere impuls was de kritiek op de toegenomen welvaart in Nederland. De bedenkingen waren blijkbaar zo groot dat linkse christenen bereid waren om intensief samen te werken met communisten als het ging om de strijd tegen de kruisraketten. Dat op hetzelfde moment christenen in communistische landen werden onderdrukt, was kennelijk geen bezwaar. Merkwaardig trouwens ook dat mensen aan een door de gemeenschap gefinancierde universiteit theorieën mochten propageren die als ze in de praktijk zouden zijn gebracht het einde van die gemeenschap hadden ingeluid. De tolerantie voor dit soort uitwassen mogen we misschien ook wel ‘fout rechts’ noemen.

Soms werd links ook geholpen door rechts uit opportunisme. Zo verhoogde een liberale minister de ontwikkelingsgelden aan marxistisch georiënteerde landen in Afrika om een confrontatie met de antiapartheidsbeweging te voorkomen. De communistische propagandist Joris Ivens ontving van de toenmalige christelijke cultuurminister Elco Brinkman prijzen en eerbewijzen. Op het eerste gezicht mag dit vreemd lijken, maar Bossenbroek herinnert de lezer eraan dat Brinkman op dat moment verwikkeld was in een geruchtmakende affaire omdat hij geweigerd had om aan Hugo Brandt Corstius, schrijver van kwaadaardige columns, de P.C. Hooftprijs uit te reiken. Het fêteren van Joris Ivens was dus een ideale gelegenheid voor Brinkman om weer in een goed blaadje te komen bij artistiek Nederland.
Als gereformeerde jongen uit de Alblasserwaard van huis uit cultureel niet echt verwend, bewoog hij zich al zijn hele ministerschap met opvallende graagte in kunstzinnige kringen.
Joseph Luns, zelf opgegroeid in een artistiek gezin, was een stuk verstandiger en hechtte geen enkel belang aan het oordeel van kunstzinnig en intellectueel Nederland. In 1979, toen bekend werd dat hij voor de Tweede Wereldoorlog  een paar jaar lid was geweest van de NSB, vreesde Luns dan ook alleen zijn functie van secretaris-generaal van de NAVO te verliezen. Wat links er verder van vond, interesseerde hem niet. Er was ook geen reden toe. Of het nu ging om Nieuw-Guinea, Vietnam of de kruisraketten: Luns kon steeds rekenen op een meerderheid van het Nederlandse parlement. Links kon het maar moeilijk verdragen. Bossenbroek citeert een PvdA’er die stelde dat Nederland langzamerhand een ‘parlementaire dictatuur’ was. Je moet er maar opkomen.

Toch waren heel wat bestuurders in de politiek en ook daarbuiten nog onder de indruk van de luidruchtige lieden die het zo goed met Oost en West voorhadden. Het is niet altijd makkelijk om tegen meningen in te gaan die onder een groot deel van de spraakmakende gemeente geliefd zijn. Zo was minister-president Lubbers in 1985 aanwezig bij een grote manifestatie van het Komitee Kruisraketten Nee. Uiteraard was Joseph Luns dit een doorn in het oog. Hij kreeg uiteindelijk gelijk over het Oostblok, maar gewaardeerd werd hij er niet om. Ook niet postuum: alleen in Goes is er een onbeduidend straatje naar hem vernoemd

Onthullingen over Ivens of Luns bevat Fout in de Koude Oorlog niet: Bossenbroeks betoog leunt zwaar op bestaande literatuur en veel van de boeken die hij heeft gebruikt zijn mij bekend. Fout in de Koude Oorlog is dan ook meer een geschiedschrijving van mentaliteiten dan van personen. Het boek maakt inzichtelijk hoe invloedrijke ideeën kunnen ontstaan en worden verspreid. Het riep bij mij ook de vraag op hoe we tegen onze huidige spraakmakende gemeente moeten aankijken. Als ze dertig jaar geleden zo naïef waren wat betreft het communisme, hoeveel waarde moeten we dan hechten aan hun meningen van nu?

Martin Bossenbroek

Fout in de Koude Oorlog
Nederland in tweestrijd, 1945-1989

380 bladzijden
Prometheus 2016

Geen opmerkingen:

Een reactie posten