zaterdag 1 oktober 2016

Kind van de verzorgingsstaat - Rob van Essen














De overbuurman werkte dichtbij en was dus altijd vroeg thuis. ‘Om tien voor vijf gaat daar de soep op de borden,’ werd mij ooit verteld. Het werd voorgesteld als iets om te begeren. Zelf moest ik soms tot half zeven wachten. Als ze aan de overkant klaar waren, kwam de overbuurman naar buiten met een pannetje jus. Hij gooide het leeg in de put voor zijn huis en ging weer naar binnen. Zo eens per half jaar kwam er een grote wagen van de gemeente voorrijden om de put te ontstoppen. Het was in de straat de enige put die steeds verstopt raakte. De buurman begreep maar niet waarom. Hij had er natuurlijk op gewezen kunnen worden dat het de jus was die de verstoppingen veroorzaakte, maar wie wil er belerend zijn? Wellicht had het ermee te maken dat hij van oorsprong een boerenzoon was. Vroeger thuis zal de jus in de beerput zijn geworpen, dus waarom zou je die in deze kraakheldere nieuwbouwstraat uit de jaren zeventig ook niet in de put gooien? In de laatste jaren dat ik in die straat woonde, zag ik de zoon van de buurman wel eens naar buiten komen om het pannetje in de put te legen. Sommige gewoonten kennen een lange levensduur.
Uiteindelijk waren we niet de mensen voor wie dit ontwerp was bedoeld.
Een zin uit Kind van de verzorgingsstaat, een autobiografisch boek van Rob van Essen. Hij zegt het over de naoorlogse stadswijken en ik wil niet zover gaan om hetzelfde te beweren over de nieuwbouwwijk in het provincieplaatsje waar ik ben opgegroeid, maar dat niet alles op elkaar aansloot bewijst de bovenstaande herinnering toch wel.